Column Jacques Klöters 20 mei 2012

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Ik moest vanmorgen denken aan mijn eerste bezoek aan het Theaterinstituut. Een heer stond geschrokken op achter zijn bureau toen ik de bibliotheek binnenkwam. Hij keek me aristocratisch aan en informeerde naar het doel van mijn komst. Hij leek op een figuur uit een stuk van Molière die zich in een 20ste eeuws kostuum verkleed had. Mijn uiteenzetting over de scriptie die ik schreef voor mijn studie Nederlands en die zou gaan over de Dada-veldtocht van 1923 maakte hem rusteloos. Hij wipte van het ene been op het andere, zei dat het een precair onderwerp was, rommelde in laden en dozen terwijl ik eens rustig rondkeek.

De bibliotheek lag op de tweede etage van het prachtige huis aan de Herengracht 168 waar het Toneelmuseum gevestigd was. Ik keek neer op de achtertuin. Een majestueuze bruine beuk, een enorme kastanje, waartussen een kabouterachtige man met een kruiwagen rondscharrelde. Naast en boven de boekenkasten hingen gegraveerde portretten van acteurs als Snoek en mevrouw Ziesenis-Wattier. In glazen kastjes zaten gekleurde prenten die verknipt waren tot jaloezieën. Later hoorde ik dat als je een schuifje omhaalde die jaloezieën omklapten en er een andere voorstelling zichtbaar werd.

Portret van Johanna Cornelia Ziesenis-Wattier als Epicharis in "Epicharis en Nero". Ingekleurde gravure door Willem van Senus, 1805. Portret van Andries Snoek als Orestes in "Orestes". Gravure door Willem van Senus. Collectie TIN.

Links: Portret van Johanna Cornelia Ziesenis-Wattier als Epicharis in "Epicharis en Nero". Ingekleurde gravure door Willem van Senus, 1805.
Rechts: Portret van Andries Snoek als Orestes in "Orestes". Gravure door Willem van Senus. Collectie TIN.

Aan een hoek van de grote marmeren tafel zat een oudere zwaar bebrilde Indischman met een grote stapel programmaboekjes voor zich. Hij schreef de belangrijkste gegevens over op een systeemkaart, zette stempels op de programmaboekjes en noteerde met vulpen de datum en de plaats op de voorkant. Dat zou later om esthetische redenen nog ernstig betreurd worden.

De bibliothecaris, de heer Bosman, kuchte. "Meneer de Bruin, deze heer zoekt iets over een dada-optreden, weet u daarvan?" De Bruin glimlachte "Tsja" zei hij peinzend alsof ik naar het geheim van het bestaan informeerde "heeft meneer de portefeuille ‘benefietavonden, feesten en diverse manifestaties’ al ingezien?" Spoedig lag bedoelde portefeuille voor me. Er zaten feestprogramma’s in, vooral uit de tijd dat artiesten nog sportwedstrijden organiseerden voor liefdadige doeleinden. Van dada geen spoor, maar wel veel interessants.

Ik keek om me heen, alles was interessant en trok mij aan. Ik las titels van boeken FLoegels Geschichte des Grotesk Komische of Enciclopedia della Spettacolo. Ik wist welk gevaar er dreigde: me totaal verliezen in alle heerlijkheden, mijn studie vergeten, mijn scriptie vergeten en zeker vergeten dat er die middag een plenaire vergadering was aan de universiteit. Het ging over het one man one vote systeem dat nodig ingevoerd moest worden zodat wij studenten maar ook de conciërge in principe kon meebeslissen over de inhoud van de studie. Het was van het grootste belang dat mijn stem niet verloren zou gaan, maar deze bibliotheek trok ook verschrikkelijk aan me. Ik wilde al haar schatten een voor een ontdekken, graven in haar geheimen, haar zo vaak mogelijk zien, haar met niemand delen, ik was verliefd op haar geworden en zou uiteindelijk van haar gaan houden en in haar kruipen.

Het kamertoneel van Baron van Slingelandt, 1781. Een van de mooiste stukken uit de collectie van het Theater Instituut Nederland.


Terug naar: Column Jacques Klöters