Albert van Dalsum: Biografie - Expressionisme

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Albert van Dalsum, 1922. Foto: Henri Berssenbrugge. Collectie Theater Instituut Nederland.

Eenlevenlangtheater Albert van Dalsum:

Expressionisme

Lili Green, Albert van Dalsum in Vrouwe Emer's grote strijd, 1922. Foto: N.V. Vereenigde Fotobureaux. Collectie Theater Instituut Nederland.

Op 13 juli 1924 hield Albert van Dalsum in Arnhem een voordracht over de noodzaak van het expressionisme in het Nederlandse theater:

“Wij willen vandaag met elkaar spreken over het ‘moderne drama’ en wel in de beperkte vorm, die wij het expressionistisch toneel noemen [...] Het toneel moet u bevrijden, en vooral bevrijden van de materialistische rompslomp, die ieder mens mee te slepen heeft […] Het toneel staat nog in het teken van kapitalisme. De mensen denken dat ze met het neerleggen van wat geld kunnen eisen, dat ze een avond aangenaam bezig worden gehouden, ze willen dat hun geest met rust gelaten wordt. Het moet daarmee uit zijn […] Wij willen het visioen – niet het weten, de openbaring en niet de waarneming.” [1]

Met deze voordracht profileerde Van Dalsum zich als voorvechter voor het expressionistisch toneel in Nederland. In landen als Duitsland en Frankrijk was deze stroming al bijna weer voorbij, maar dat weerhield Van Dalsum er niet van om ook in Nederland expressionistische stukken op de planken te krijgen. Twee jaar eerder had hij al een voorzet gegeven, met de opvoering van het maskerspel Vrouwe Emer’s grote strijd van Yeats. Het masker werd hier een uitdrukkingsmiddel voor het meer dan levensgrote. Van Dalsum nam hiermee afstand van het schone en realistische toneel van zijn leermeesters.

Na zijn voordracht duurde het echter nog vier jaar voor hij werkelijk een expressionistisch stuk op de planken zette. In 1928 was het zover: Van Dalsum regisseerde de voorstelling Gas I van de Duitse expressionistische schrijver Kaiser. Zelf speelde hij hierin ook een belangrijke rol. De voorstelling werd positief ontvangen, vooral de jongere generatie acteurs werden geprezen om hun spel. De wat oudere acteurs, waaronder Verkade, brachten het er volgens de critici minder goed vanaf. Maar ondanks dat de voorstelling niet slecht was ontvangen, werden er maar zes voorstellingen van gespeeld. De reden hiervoor was dat het publiek deze nieuwe manier van theater maken niet waardeerde, vooral vanuit katholieke en socialistische hoek werd er commentaar geuit. “Want de mens kan alleen bevrijd worden door de Waarheid… Het heil temidden de maatschappelijke beroering is Christus; want er is ons geen andere Naam gegeven, waardoor wij goed kunnen worden.”[2]

Gas I. Fotograaf onbekend. Collectie Theater Instituut Nederland.

Gas I veroorzaakte een kloof ontstond tussen Verkade en Van Dalsum; Verkade was het niet eens met de keuzes die gemaakt werden. Toen Van Dalsum in 1929 de kans kreeg om een eigen gezelschap te beginnen, deed hij dit dan ook. Hij nam in Arnhem de leiding van het Oost-Nederlandsch Tooneel over, samen met Wijnand Frans en August Defresne. Geen van beiden hadden zij ervaring met expressionistisch theater. Frans zat er vooral bij voor het geld, hij had Van Dalsum namelijk een startkapitaal van ƒ100.000 beloofd. Later bleek dit een stuk minder te zijn, waardoor het gezelschap al met schulden begon. Dit, plus het feit dat Van Dalsum geen enkel verstand noch enige interesse had voor financiële zaken (hij heeft het tot zijn dood dan ook nooit breed gehad) was de reden dat het gezelschap het maar een jaar heeft volgehouden. In 1930 was de verloren zoon alweer teruggekeerd bij Verkade, samen namen ze de leiding van het Amsterdamsch Tooneel op zich.[3]

“Ten slotte bleek van die honderdduizend gulden dat er ongeveer veertigduizend gerealiseerd konden worden, de rest is aan schone beloften verdwenen. Dus toen dat gezelschap eenmaal gebaseerd was op een budget van honderdduizend gulden, toen kon dat niet doorgaan. We wisten dus eigenlijk toen we begonnen al, dat we vast zouden lopen. En dat is ook prompt gebeurd, in januari.”[4]

Driestuiversopera (1929). Foto: N.V. Vereenigde Fotobureaux. Collectie Theater Instituut Nederland.

Ondanks dat het Oost-Nederlandsch Tooneel maar een jaar heeft bestaan, heeft het toch veel invloed gehad op het Nederlandse theater, en vooral ook op de ontwikkeling van Van Dalsum als acteur en regisseur. Hij kon hier doen wat hij zelf wilde, het theater maken dat hij voor ogen had. Voorstellingen als de Driestuiversopera, met Van Dalsum als Tiger Brown, zijn toonaangevend geweest in de Nederlandse theatergeschiedenis. Het Oost-Nederlandsch Tooneel legde de basis voor de Albert van Dalsum zoals hij uiteindelijk is geworden. Het expressionistische toneel was in Nederland echter maar een kort leven beschoren.[5]

“In de tijd van het Oost-Nederlandsch Tooneel hebben we het expressionisme naar ons land gebracht. Dat was een verhevigde uiting van hetgeen kunstenaars toen beroerde. Daar zat expansie in, dat brak met het keurs van het naturalisme.”[6]

Niet alleen in zijn theaterleven gebeurde er in deze jaren veel, ook op persoonlijkheid gebied voltrokken zich een aantal belangrijke veranderingen. In 1911 trouwde hij voor het eerst, met Sophia Wilhelmina Jacoba de Nijs. Dit huwelijk hield 17 jaar stand, in 1928 ging het stel uit elkaar. Twee jaar later, op 16 augustus 1930, trouwde Van Dalsum voor de tweede maal, dit keer met Isidora Frederika Mogendorff, die als danseres en actrice bekend was onder de naam Do van Hoogland. Deze keer was de verbintenis van langere duur, Do en Albert zouden bij elkaar blijven tot zijn dood in 1971. Zij kregen samen een zoon: Sjeng van Dalsum.

Bronnen

  1. Albert van Dalsum, Menschen op het tooneel, Folkert Kramer, 1925
  2. katholieke krant De Maasbode, 6 maart 1928
  3. Albert van Dalsum, man van het toneel, Jan Plekker, Zutphen 1983
  4. De Onvergetelijken, NOS, 3 januari 1971
  5. Mies en Scène, NCRV, 1964
  6. Algemeen Handelsblad, B. Stroman, 7 november 1964