Tijdlijn Dans:1930

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


1930: De regering stelt op 31 januari een commissie in die ‘Het dansvraagstuk’ moet gaan onderzoeken. Een advies luidt ‘Er is maar één remedie en dat is tucht. De dansmanie moet gewoon uitzieken’.


Al in 1918 verschijnt er een pedagogische open brief om ouders en opvoeders te waarschuwen voor de gevolgen van de moderne dans op sexueel gebied. Ook Christelijke verenigingen komen in opstand tegen de moderne dans- en muziekinvloeden die sinds het begin van de 20e eeuw uit Noord en Zuid Amerika naar Europa zijn overgekomen. De bewegingen van de Foxtrot, Charleston en Tango, worden als onzedelijk ervaren. De voorzitter van de Amsterdamse Maatschappij Voor Jongemannen heeft als advies: "Er is maar één remedie en dat is tucht. De dansmanie moet gewoon uitzieken."

In 1930 wordt op verzoek van de Tweede Kamer een regeringscommissie in het leven geroepen om het dansvraagstuk te onderzoeken. De opdracht aan de commissie, onder leiding van de heer H. de Bie, is het onderzoeken van de noodzaak voor de regering tot het nemen van maatregelen betreffende het dansen in publieke gelegenheden. In meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten blijken al maatregelen te worden getroffen, maar eenheid in de regelgeving ontbreekt.

De conclusie van de commissie is dat de overheid normen moet stellen. Voldoende licht, het drankbuffet gescheiden van de dansvloer en een maximum aantal dansparen op de dansvloer, zijn enkele adviezen. Orde en zedenhandhaving moeten worden gewaarborgd door minderjarigen te weren uit publieke dansgelegenheden, door het heffen van toegangsprijzen en daarnaast door toezicht van bevoegde dansleraren. Hoewel de dansrage in de grote steden lijkt af te nemen, neemt deze op het platteland eerder toe. Betrokkenheid van de overheid blijft daarom nodig.