Interview Ati:2

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Kamp Tjihapit en Kampong Makassar, 1942-1945

In 1942 ontstond het kamp en kwamen wij met z’n allen bij elkaar: Puck Meijer en Corry Vonk en Pam Ingenegeren en ik. Corry Vonk heeft toen de toneelgroep ‘Main Main’ (betekent spelen) opgericht. Daar zat ik ook in en we deden allerlei sketches op teksten van Wim Kan. En ook kleine toneelstukjes met toestemming van de Jappen. Corry noemde het cabaret ‘Les deux ânes’, de twee ezels. Daar hebben we dus de hele kamptijd mee opgetreden.

De Jappen kwamen wel ’s kijken: dan moesten we erg oppassen dat Corry niet de verkeerde teksten sprak. We oefenden in een soort schuur en het publiek was natuurlijk klein maar wij hebben wel elk weekend mogen optreden.

Na drie jaar, in mei 1945, zijn wij met z’n allen overgeplaatst als de groep ‘Main Main’ naar Kampong Makassar bij Batavia. Daar mochten we niks. Toen we daar aankwamen werden we op een groot veld losgelaten. We hadden alleen maar een koffertje bij ons en hadden vierentwintig uur in een afgesloten veewagen van de trein gezeten van Bandoeng naar Batavia. Bij aankomst werden we in een truck gezet en er in Kampong Makassar afgeschopt. Naar het kamp mochten we alleen maar meenemen wat je in één hand kon dragen. Corry had allerlei teksten van Wim die ze achter heeft moeten laten: een drama!

We zijn allemaal in barak 8 terechtgekomen en lagen tegenover elkaar op smalle banken. Mijn moeder was er gelukkig ook bij. Eerst mochten we helemaal niet spelen. Stiekem oefende Beatrice Vitringa (die later bij het ballet van Jooss is gegaan als solodanseres), Puck en ik toch. Met z’n drieën oefenden we in een varkensstal. Tot de laatste drie maanden van de kamptijd; toen was ik zo mager geworden (ik woog nog maar woog 39 kilo), dat m’n moeder zei: “nee nou hou je er mee op”. Maar we hebben al die tijd wel kunnen oefenen. In de stukken van Corry Vonk werd ook gedanst. Het waren simpele dansen want je had geen echt toneel; ’t was natuurlijk allemaal zeer provisorisch.

In Kampong Makassar deed Corry Vonk de was voor de zieken en de amoebe patiënten. In Kampong Makassar was geen zeep; alleen maar wat zand of zout. Ze waste wel 25 teilen was per dag. Ze heeft zich kapot gewerkt. Zelf zat ik in de tuinen met Pam en Puck werkte in de varkensploeg. Pam en ik moesten daar bijvoorbeeld ook ananas oogsten en groenten planten.

Toen we namelijk aankwamen in Kampong Makassar werden alle jonge vrouwen opgeroepen en werd er gezegd: ‘dit grote ‘alang alang’ veld (grof en stekelig gras) ter grootte van vier voetbalvelden en dit moet worden omgespit met een padjol en binnen drie maanden moet daar groente geoogst worden’. Nou dat hebben we gedaan: de jonge meiden moesten dat dan doen en daarvoor kreeg je een lepel rijst extra. Het was zwaar werk maar binnen drie maanden werd er Surinaamse postelein geoogst. Sindsdien eet ik nooit meer postelein zal ik je zeggen. De meisjes en jongere vrouwen werden natuurlijk altijd uitgebuit. In het Tjihapitkamp werkte ik eerst in de gaarkeuken maar ik moest ook ‘meubeldame’ zijn. Omdat ’t kamp steeds kleiner werd gemaakt en je met steeds meer mensen in een huis kwam te wonen moesten alle meubels daar weg. We begonnen met 16 mensen in een huis en op ’t laatst zaten we daar met 25! Ik ben zes keer verhuisd in ’t kamp: begon je met 65 zat je daar uiteindelijk met 120 in een verdiepingshuis met één kraan. Steeds werden de kampen verkleind om ons te pesten en moesten al die weinige meubels die er nog waren dan weer naar een ander gedeelte worden gebracht. Ik heb met twee vrouwen zelfs met piano’s en vleugels gesjouwd. Ongelooflijk dat je dat dan overleeft! Maar goed ik ben er dus gelukkig goed uitgekomen en ik leef nog dankzij ballet waardoor mijn spieren sterk bleven.

Het was ontzettend warm in Kampong Makassar: ’s morgens moest je eerst een half uur, soms een uur, op appèl staan en als je terug kwam ‘s middags om drie of vier uur weer. Als iemand er niet was dan was men in rep en roer: ook zieke mensen moesten op appèl staan; dat was echt verschrikkelijk. Kamp Makassar was een vreselijk kamp, daar mocht je ook niet toneelspelen. Ik ben daar uiteindelijk acht maanden geweest. Daar hebben we zogenaamd de bevrijding meegemaakt maar je merkte er niks van: er vrachtauto’s met soldaten langs en zij riepen: ‘we zijn vrij, we zijn vrij’! Maar in het kamp werd niks verteld toen na vier dagen de kampleiding meldde dat Japan gecapituleerd had mocht ook geen Wilhelmus gezongen worden.

Wij merkten het eigenlijk pas omdat we opeens meer eten kregen. Voor de capitulatie kregen de Japanners het erg benauwd en hebben wij drie dagen geen eten gehad. We moesten allemaal binnen blijven en op de ‘baleh baleh’ (bed van kale planken) blijven liggen. Corry zei altijd ‘rustig blijven, niet te veel praten, ga slapen en denk aan leuke dingen’. De vrouwen vertelden elkaar allemaal recepten. Na drie dagen geen eten en drinken werd er ’s nachts om 12 uur opeens bevolen dat de eetploeg naar de keuken moest om pap te maken. Toen heb ik ook nog gewerkt in de keuken met hele grote gamellen van ongeveer 20 á 25 kilo. Eigenlijk ongelooflijk dat ik dat allemaal heb weerstaan.

Bron


Terug naar: Ati Tromp Meesters - de Bruyn Kops