Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Beeld Cyriel Verschaeve.JPG


Beeld van Cyriel Verschaeve te Alveringem

NaamCyriel Verschaeve
Geboortedatum30 april 1874
Geboorteplaats Ardooie
Overlijdensdatum8 november 1949
Overlijdensplaats Solbad Hall

Jeugd- en vormingsjaren

Cyriel Verschaeve werd geboren in een rooms-katholiek gezin in West-Vlaanderen. Zijn vader, François, was blauwverver. Dit hield in dat hij een kleine nijverheidsonderneming had waar linnen uit de streek gebleekt en geverfd werd. Zijn moeder Melanie Delforche was een zorgzame edelmoedige vrouw. Cyriels broer werd Procureur des Konings te Kortrijk. Als kind en opgroeiende knaap leed Cyriel aan een aangeboren zwaarmoedigheid. Op de lagere school te Ardooie was hij een in zichzelf gekeerd kind, weetgierig en bezat hij een drang om veel te lezen, vooral de heldenromans van Hendrik Conscience]. Boetseren leerde hij bij Henri Boncquet. Dit deed hij zijn hele verdere leven, vooral afbeeldingen van Christus, Moeder Maria en Griekse mythologische figuren.

Van 1886 tot 1892 volgde hij in het Frans de lessen aan het Klein Seminarie van Roeselare. Daar is de herinnering aan Guido Gezelle, Hugo Verriest en Albrecht Rodenbach nog levendig. Hij kwam in contact met de Vlaamse studentenbeweging en dweept met Albrecht Rodenbach en de blauwvoeterij. Zijn biograaf Dirk Vansina karakteriseert Verschaeve als volgt: "Hij zou blijven wat hij reeds als jongeling scheen, uiterlijk koud en gaarne een beetje ironisch, een vuurberg tot aan de krater met sneeuw bedekt".

In 1892 werd hij student wijsbegeerte te Roeselare waarna hij van 1893 tot 1896 theologie studeerde aan het grootseminarie te Brugge. Op 12 juni 1897 wordt hij er tot priester gewijd. Echter de leerinhouden aldaar boeiden hem matig. In de lectuur van Augustinus, Blaise Pascal en de middeleeuwse mystici ging hij eerder in op. Via dorpsvrienden kwam hij tot de grote Duitse romantici en tot een verdiept Vlaams nationalisme.

Religieuze, pedagogische en literaire werkzaamheden

In de periode van 1896 tot 1911 was hij leraar in de poësis aan het St.-Jozefscollege te Tielt. Oud-leerlingen betitelden hem als een uitstekend en onvermoeibaar leraar, vriendelijk maar eerder spaarzaam met woorden als hij in gezelschap kwam. In 1898 volgde hij aan de universiteit van Jena een semester de colleges van Nobelprijs-winnaar Rudolf Eucken. Aldaar bewonderde hij de degelijkheid van de Duitse wetenschap en de rijkdom van de Duitse cultuur. Hier kwam hij tot het inzicht dat hij, door een bloedband verbonden, tot de Germaanse wereld behoorde en niet tot de Latijnse. De Latijn zoekt zijn werkelijkheid te beheersen, de Germaan geeft er zich aan over. Deze vaststelling is de sleutel van Verschaeve's kunst en die ons tezelfdertijd tot zijn levenshouding leidt. Met sympathie voor de Afrikaners volgt hij op afstand de Boerenoorlog (1899-1902) tussen het Verenigd Koninkrijk en de Zuid-Afrikaanse Boerenrepublieken. Voortaan zullen de Zuid-Afrikaanse Boeren (Afrikaners) - ofschoon merendeels calvinisten - priester Verschaeve in het bijzonder dierbaar worden.

Vanaf 1907 begint hij vele werken te publiceren en bijdragen te leveren in katholieke Vlaamsgezinde tijdschriften zoals Ons Leven, Dietsche Warande en Belfort en Jong Dietschland (niet te verwarren met de voorganger van Lodewijk Dosfel). Na 15 jaar leraarschap vroeg hij aan de bisschop zijn ontslag en een aanstelling als kapelaan in een rustig Vlaams dorp om meer tijd te kunnen besteden aan zijn letterkundige activiteiten.

Op 4 november 1911 wordt hij onderpastoor in Alveringem, een plaatsje dat tijdens de Eerste Wereldoorlog vlak achter het IJzerfront zou komen te liggen. De priester-dichter kwam er onder de indruk van het weidse landschap, een gestolde zee onder een eindeloze hemel en vond er vanzelf ongedwongen de weg naar het gemoed van de zwijgzame West-Vlaamse mensen uit de streek. In Alveringem kweet hij zich nauwgezet van zijn taak als priester, studeerde, schreef tot laat in de nacht en bezocht buitenlandse musea en bibliotheken. Zijn drama Ferdinand Verbiest zag het licht in 1912 en Judas (1917) werd bekroond met de Staatsprijs voor Toneelletterkunde.

Verschaeve wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) de geestelijke raadsman van de Frontbeweging, in 1916 ontstaan uit onvrede met de aanstootgevende behandeling van de Vlaamse soldaten aan het front, grotendeels onder bevel van eentalig Franssprekende officieren. Hij stelt in 1917 aan koning Albert I gerichte "Frontbrieven" op met de verzuchtingen van de Vlaamse frontsoldaten. Koning Albert I had immers bij de Duitse inval van 4 augustus 1914 de Vlamingen vermeende gelijkheid in rechte en in feite beloofd als zij gevolg gaven aan zijn oproep om zich te melden bij het Belgisch leger om zich in het avontuur van "den Grooten Oorlog" te storten. Naast de Vlaamse Frontbeweging groeide in het bezette deel van het land het Activisme, dat gebruik maakte van collaboratie met de keizerlijke Duitse bezetter. De Activistische Raad van Vlaanderen riep op 22 december 1917 de onafhankelijkheid uit - met goedvinden van de Pruisische bezettingsmacht.

Verschaeve dichtte ook het bekende vers "Hier liggen hun lijken als zaden in het zand, hoop op den oogst O Vlaanderland" dat ook op de eerste IJzertoren voorkwam. De veroordeling en de onderdrukking van de Frontbeweging en het Activisme door de Belgische overheid na de Wapenstilstand bracht bij Verschaeve de overtuiging bij dat er van België niets te verwachten viel.

Later zal hij de eerste steen leggen van de eerste IJzertoren te Diksmuide, die in 1930 ingehuldigd wordt. In de daaropvolgende jaren distantieert Verschaeve zich van de IJzerbedevaart omdat die in zijn ogen niet radicaal genoeg is en weinig uithaalt. Ook keert hij zich af van de Belgische politiek en de democratie omdat aan de Vlaamse grieven en verzuchtingen (taalgelijkschakeling in het leger en gerecht, vernederlandsing van het hoger onderwijs) te weinig en te traag gevolg wordt gegeven. Autoritaire bewegingen als het Verdinaso en het Duitse Nationaalsocialisme kunnen wel op zijn belangstelling rekenen.

In 1936 wordt hem de Rembrandtprijs van de universiteit van Hamburg toegekend en het daaropvolgende jaar ontvangt hij naast Maria Elisa Belpaire, Stijn Streuvels en Anton van Duinkerken het eredoctoraat in de Letteren en Wijsbegeerte van de Katholieke Universiteit Leuven.

In april 1939 wordt hij - op 65-jarige leeftijd - eervol ontslagen als kapelaan (onderpastoor) van Alveringem. Verschaeve gaat met emeritaat, maar blijft te Alveringem wonen, alwaar hij elke ochtend de heilige Mis in de parochiekerk opdraagt.

Politieke activiteiten

Tijdens de zomer van 1940 schrijft Verschaeve Het Uur van Vlaanderen waarin hij zijn sympathie voor het Derde Rijk uiteenzet. Op 6 november 1940 wordt hij door het Duitse Militaire Bestuur aan het hoofd van de Vlaamse Cultuurraad gezet (met Jef van de Wiele van DeVlag als secretaris). De Belgische bisschoppen en diocesane clerus bezien zijn collaboratie met argusogen, maar grijpen desondanks uit angst voor represailles niet in.

In december 1940 zegt hij in een toespraak: "Duitschland, 't allerrijkste kultuurland, reikt ons de hand tot samenwerking. Waarom zouden wij het wantrouwen? Waarom zou Duitschland verkiezen met knechten dan met vrienden samen te werken?".

In de zomer van 1941 tijdens de Duitse Operatie Barbarossa levert hij zijn volle steun aan het Vlaams Legioen en bewierookt hij de Oostfronters ("Deze oorlog is heilig, omdat hij gestreden wordt voor iets heiligs: het leven en al wat het voor schoonheid inhoudt."). Gevangene van zijn eigen idealen verantwoordt Verschaeve zijn gedrag aan vrienden, nooit ontrouw wordend aan zijn zelfgekozen levensethos, zijn verlangen naar grootsheid, zijn bewondering voor historische heldenfiguren.

Verschaeve koos in de tweestrijd tussen het Vlaams Nationaal Verbond en het nazistische DeVlag steeds meer partij voor DeVlag. Tevens drukt hij zich steeds meer vol bewondering en verheerlijking van het Duitse Rijk uit, ofschoon Verschaeve vele politieke gebeurtenissen in de oostelijke bezette gebieden en ook de ideologische conflicten met Engeland niet weet te plaatsen. Uit zijn geschriften blijkt in niets dat Verschaeve, wonende in zijn West-Vlaamse dorpje, notie heeft wat de Vlaamse joden aangedaan wordt door de door hem verheerlijkte Duitsers. Zijn uitingen dragen het kenmerk van een wereldvreemde romanticus die nazi-Duitsland met het cultuur-Duitsland van Richard Wagner en Goethe verwisselt.

In 1944 wordt de dan zeventigjarige Verschaeve nog door de nazi's tot doctor honoris causa bestempeld aan de Universiteit van Keulen. Duitse leiders spraken zijn naam steevast sterk verduitst uit als "Züriël Ferschäve".

In juli 1944 had Verschaeve een ontmoeting met Heinrich Himmler waarbij hij poogde om de eigenheid en autonomie van het Vlaamse volk tegenover de Reichsführer-SS te verdedigen. Deze ontmoeting leidde, mede door het verloop van de oorlogsgebeurtenissen, niet tot resultaten. Bovendien botste Verschaeve's christelijk en Vlaams referentiekader sterk met de nieuw-heidense en Groot-Germaanse idealen van Himmler.

Grafmonument van Verschaeve te Alveringem.

Eind augustus 1944 wordt hij door een SS-eenheid naar Duitsland geëvacueerd, waar hij adviseur wordt van de "Vlaamse Regering in Ballingschap" onder leiding van Jef van de Wiele. In april 1945 komt de vluchtende Verschaeve uiteindelijk in Oostenrijks Tirol terecht, dat tot 8 mei - het einde van de oorlog in Europa - in handen van de Wehrmacht blijft. Hij vindt als politiek vluchteling een onderkomen in de pastorie van Solbad Hall in Tirol waar hij tenslotte op 8 november 1949 na een ziekbed overlijdt. Op zijn sterfbed spreekt hij tot zijn vriend Dirk Vansina: „Ik vraag gerechtigheid.” Vansina antwoordt: „Ik zal voor u de gerechtigheid der liefde vragen.” Ondertussen was hij in 1946 in Brugge wegens collaboratie bij verstek tot de doodstraf door het vuurpeloton veroordeeld. Op 12 november 1947 werd Verschaeve bij vonnis geveld door de Krijgsraad te Brugge krachtens art. 1 van het Burgerlijk Wetboek van 6 mei 1944 van de Belgische nationaliteit vervallen verklaard.

Epiloog

Tijdens 'Operatie Brevier' in 1973 groef een Vlaamse Militanten Orde-commando onder leiding van Bert Eriksson zijn stoffelijk overschot op, om het daarna onder een plaat gewapend beton te herbegraven op het parochiekerkhof van Alveringem.

De harde kern van de Vlaams-nationalisten, waaronder meerdere Vlaams Belang-leden, blijft de figuur van priester Verschaeve vereren.


Van deze persoon is geen enkele bijdrage aan een theater- of dansproductie geregistreerd op de TheaterEncyclopedieOm dit te verbeteren, vult u op de betreffende pagina('s) over theater- of dansproducties de bijdragen van deze persoon aan..


Werken

Cyriel Verschaeve schreef een omvangrijk filosofisch getint, zwaar op de hand en literair sterk verouderd oeuvre vol overspannen woordenpraal en gezwollen beelden, dat vooral dramatische, poëtische en essayistische werken bevat. Doordat Verschaeve in het Frans en Latijn gestudeerd had, schreef hij gecomprimeerd in een onzuiver en hoekig Nederlands. Destijds schreef de jezuïet Jozef Van Mierlo over Verschaeves werk heel beeldend: "Men verwarre toch niet de schijn met het wezen, 't gebaar met de daad, de woedende oppervlakte met zwangere diepte".

André Demedts rekent zijn essays tot zijn beste werk. De door hem schriftelijk of mondeling verkondigde meningen en overtuigingen werden meestal niet gekenmerkt door een koele analyse van de actuele situatie, maar zijn vaak gedreven en gevoelsgeladen boutades.

Lijst van werken:

  • Jacob van Artevelde (1911)
  • Zeesymphonieën (1911)
  • Ferdinand Verbiest (1912)
  • De schoonheid van het evangelie (1913)
  • Passieverhaal (1913)
  • Philips van Artevelde (1913)
  • Nocturnen (1916-1924)
  • Judas (1917)
  • Het mysterie (1920)
  • Uren bewondering voor groote kunstwerken (1920-1922)
  • Maria Magdalena (1928)
  • De Kruisboom (1929)
  • Elijah (1936)
  • Nocturnen (1936)
  • Rubens, Vlaanderens Spectrum (1938)
  • Jezus (1939)
  • Eeuwige gestalten (1944)

Autobiografische werken:

  • Oorlogsindrukken (1914-1918), Gent 1996
  • Oorlogsgedenkschriften (1944-1946), gepubliceerd in Verschaeviana jaarboek 1988-89

Literatuur

Biografieën:

  • Dirk Vansina, Verschaeve getuigt, uitg. Zeemeeuw Brugge
  • Luc Vilsen, Cyriel Verschaeve, Desclee De Brouwer 1962
  • Antoon Vander Plaetse, Cyriel Verschaeve, zoals ik hem heb gekend, Rozengaard Deerlijk 1964
  • Jos Vinks, Cyriel Verschaeve, de vlaming, Brecht-Antwerpen 1977
  • Romain Vanlandschoot, Kapelaan Verschaeve, Lanno Tielt 1998

Bloemlezing:

  • André Demedts, Cyriel Verschaeve, priester-dichter, 1973, uitg. Zeemeeuw Brugge. De bloemlezing bevat naast een inleiding door de auteur uittreksels uit zijn gedichten Zeesymfonieën; Nocturnen I en II), de Passie van onzen Heer Jezus-Christus, Judas, Schoonheid en Christendom (het eeuwig leven van Augustinus; Vlaamse mystiek), Kunstbeschouwing (Rubens, de kosmische kunstenaar; De wending in de kunst; Shakespeare's eigen tragedie) en Vlaamse Beweging (Word wat ge zijt).

Trivia

  • In september 2007 ontstond er commotie rond de vaststelling dat er in de gemeente Breendonk met het Fort van Breendonk een Cyriel Verschaevestraat voorkomt.

Bronnen

  • Bron: Verzet.org (auteur: Hugo Van Minnebruggen)
  • Verschaeviana via de publicaties van het Jozef Lootensfonds. In 1995 werd het omvangrijke Cyriel Verschaeve-archief, vanaf 1960 en tot dan toe beheerd door het Jozef Lootensfonds te Brugge, overgedragen aan het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams Nationalisme of het ADVN. De historiografisch belangrijke overdracht omvat het eigenlijke archief omtrent Cyriel Verschaeve, zijn vrienden en tijdgenoten (voornamelijk brieven en manuscripten); het bevat bibliotheekwerken, audiovisuele voorwerpen, tijdschriften. Het fonds verzorgde ook de uitgave van Verschaeviana, het jaarboek dat het wetenschappelijk onderzoek omtrent leven en werken van Cyriel Verschaeve en zijn tijdgenoten wilde bevorderen. Het fonds was tot 1995 een deskundig bewaarder van het archief én tegelijkertijd promotor van een wetenschappelijk serene historiografie rondom de priester-dichter. De Verschaeviana Jaarboeken verschenen in principe jaarlijks van 1970 tot 1994. Zij bevatten artikels, notities, bronnencommentaren omtrent één of meerdere aspecten van het leven en het werk van de auteur. Sommige jaarboeken zijn colloquiumnummers en fungeren als verslagboek van de zeven colloquiua die het Jozef Lootensfonds omtrent een bepaald thema organiseerde.

Verschaeviana Jaarboeken

  • Eerste deel, Aflevering 1, 1970
  • Eerste deel, Aflevering 2, 1972
  • Eerste deel, Aflevering 3, 1973
  • Eerste deel, Aflevering 4, 1974
  • Eerste deel, Aflevering 5, 1975
  • Tweede deel, Aflevering 1, 1976
  • Tweede deel, Aflevering 2, 1977
  • Tweede deel, Aflevering 3, 1978
  • Jaarboek 1979 – Verschaeve en de Barok (colloquiumnummer), 1979
  • Jaarboek 1981 – Verschaeve en Rodenbach (colloquiumnummer) 1981
  • Jaarboek 1982
  • Jaarboek 1983 – Verschaeve en de Vlaamse meisjesbeweging (colloquiumnummer), 1983
  • Jaarboek 1984 – Cyriel Verschaeve te Berlijn in mei 1941 / Arthur de Bruyne; Toon van Moerbeke; Renaat de Deygere e.a., 1984
  • Jaarboek 1985 – Cyriel Verschaeve in zijn religieuze werk (colloquiumnummer), 1985
  • Jaarboek 1986
  • Jaarboek 1987 – Cyriel Verschaeve en de Tweede Wereldoorlog (colloquiumnummer), 1987
  • Jaarboek 1988-1989 – Oorlogsgedenkschriften Cyriel Verschaeve 1944–1946 / Romain Vanlandschoot; Wim Meyers; Renaat De Deygere, 1990
  • Jaarboek 1990-1991 – Literaire en esthetische receptie omtrent Verschaeve (colloquiumnummer), 1992
  • Jaarboek 1993 – Mythevorming omtrent Verschaeve (colloquiumnummer), 1994 [1]

Externe links

Bronnen