Column Jacques Klöters 17 april 2012
Column Jacques Klöters 17 april 2012
"Ik moest vanmorgen denken dat ik het hardst gelachen heb bij voorstellingen van de quasi- artiest Matthias de Boer. Deze man zong, confereerde, danste, goochelde met een enorme overgave, maar hij kon er niets van. Hij speelde echter dat hij het kon, zoals ook argeloze kinderen kunnen spelen dat ze een autocoureur of een ster zijn.
Ik denk niet dat Matthias geheel besefte wat hij teweegbracht, maar hij genoot erg van zijn succes. Dat maakte het optreden minder pijnlijk en voor mij aanvaardbaar. Het was namelijk geen onbekommerd vrolijk en bewonderend lachen wat hij teweegbracht, maar een hysterisch gillen waar vrolijkheid, rellerigheid, leedvermaak en gêne in uitdrukking kwam. Het was het uitbundige plezier van de ketende klas en de staantribune tijdens een wedstrijd die met 10-0 zal eindigen.
Soms kon Matthias niet verder omdat hij door het publiek toegezongen werd of zelfs in triomf rondgedragen. Ik heb me gek gelachen. Lachen, huilen, schreeuwen, rillen, plassen, het zijn allemaal acties van het onbewuste als antwoord op een emotie.
Soms is die emotie zo verwarrend dat er niet makkelijk een passend antwoord op gegeven kan worden door het lichaam. Dan gaat lachen over in huilen of omgekeerd, komt de slappe lach die weinig met humor te maken heeft, maar alles met zenuwen."
Terug naar: Column Jacques Klöters