Canon:1992 - Fonds voor de Podiumkunsten: theatervernieuwing in beleid

Uit TheaterEncyclopedie
(Doorverwezen vanaf Canon:1992)
Ga naar: navigatie, zoeken
NB: De onderstaande tabel is alleen zichtbaar voor beheerders van de TE en dient voor het semantisch vastleggen van een op deze pagina betrekking hebbende "Gebeurtenis" (plus bijbehorende info) op een "Tijdlijn"; de gebeurtenis en bijbehorende informatie kan zo (o.a.) weergegeven worden in de "slides" van een tijdlijn.



Gebeurtenis
Titel: Fonds voor de Podiumkunsten: theatervernieuwing in beleid
Afbeelding: media:Hedy d'Ancona (PvdA) - NL-HaNA Anefo 931-7903 WM434.jpg
Datum: 1992-07-01
Beschrijving: In 1992 wordt door minister Hedy d'Ancona het Fonds voor de Podiumkunsten opgericht.
Tijdlijn(en): Tijdlijn van het Nederlands Theater
Perso(o)n(en): Hedy d'Ancona
Productie(s):
Gezelschap(pen): Fonds Podiumkunsten
Theater(s):

Canonlogo.jpgFonds voor de Podiumkunsten: theatervernieuwing in beleid

In 1992 wordt door minister Hedy d'Ancona het Fonds voor de Podiumkunsten opgericht.

Hedy d'Ancona (PvdA) - NL-HaNA Anefo 931-7903 WM434.jpg

Hedy d'Ancona

Na de Tweede Wereldoorlog ging de overheid structurele subsidies verstrekken voor kunst en cultuur. Ook binnen de podiumkunsten kwam er voor steeds meer disciplines geld beschikbaar. Na de Aktie Tomaat raakte het landschap in korte tijd geheel versnipperd. Er ontstond een groot aantal nieuwe gezelschappen, er was sprake van kruisbestuiving, er kwamen nieuwe genres, en er werd ook steeds vaker in los verband gewerkt. Theatermakers wilden dus ook geld voor afzonderlijke projecten kunnen aanvragen. Om dat mogelijk te maken werd in 1992, op initiatief van de toenmalige minister van cultuur Hedy d’Ancona, het Fonds voor de Podiumkunsten opgericht.

Fonds voor de Podiumkunsten

Het Fonds voor de Podiumkunsten kreeg (net als de fondsen voor beeldende kunst, film en letteren, die in dezelfde periode ontstonden ) geld van het ministerie van WVC (sinds 1994 OCW), maar besliste zelfstandig over aanvragen en kon daardoor veel flexibeler reageren op ontwikkelingen in het veld dan het ministerie zelf. Het ministerie bleef verantwoordelijk voor de financiering van de reguliere gezelschappen.

Een moeilijke start

Het Fonds voor de Podiumkunsten had geen gemakkelijke start. Van de toegezegde 12 miljoen gulden subsidie bleven er na de behandeling van het Kunstenplan 1993-1996 door de Tweede Kamer maar 8 miljoen over. Ook de prioriteit die vanaf het begin door het fonds werd gegeven aan culturele diversiteit, activiteiten voor jong publiek en regionale spreiding, viel niet steeds in goede aarde. Zo schreef de Volkskrant in 1994 naar aanleiding van subsidietoekenningen door het fonds: ‘Spreiding van het kunstaanbod was kennelijk een belangrijk criterium. Wie met succes aanspraak wil maken op geld van het fonds moet verhuizen naar Zeeland of Flevoland. Nog maar 65 procent van het geld gaat naar de vier grote steden. In de periode 1985 tot ’90 was dat nog 85 procent. Een zorgelijke ontwikkeling.’

Extra taken en een fusie

Toch kreeg het fonds al na enkele jaren meer budget en extra taken. Zo werden met geld van het Europees Sociaal Fonds nieuwe banen gefinancierd voor jonge podiumkunstenaars. Van Theater Instituut Nederland (TIN) werd de ondersteuning van optredens van Nederlandse groepen in het buitenland overgenomen. Naast projectsubsidies mocht het fonds vanaf 1997 ook tweejarige subsidies gaan verstrekken. In 2002 volgde een fusie met het Fonds voor Amateurkunst. In hetzelfde jaar werd het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing (FPPM) operationeel, dat rechtstreeks subsidies aan podia verstrekte.

Vernieuwing, artistieke kwaliteit en diversiteit bleven belangrijke subsidiecriteria, maar zakelijke aspecten als aandacht voor marketing en publieksbereik gingen steeds zwaarder meetellen. Dat gold overigens ook voor de reguliere, gesubsidieerde gezelschappen die al sinds 1993 voor minimaal 15 % eigen inkomsten moesten zorgen.

Faciliteren en bestendigen van dynamiek

In 2009 kreeg het bestel zijn (voorlopig) definitieve vorm met de invoering van de Basisinfrastructuur (BIS). Daarin is alleen nog plaats voor de orkesten, de grotere opera-, dans- en toneelgezelschappen, voor de fondsen en voor sectorinstituten zoals het TIN. BIS-instellingen krijgen subsidie van OCW, alle andere groepen moeten aankloppen bij het Fonds Podiumkunsten. Dit nieuwe fonds, waar het FPPM in opging, verstrekt vierjarige - , tweejarige - en projectsubsidies aan makers. Ook heeft het een subsidieregeling voor podia en voor internationale projecten en stimuleert het culturele diversiteit en het aanboren van nieuwe publieksgroepen. Het belangrijkste doel van het Fonds Podiumkunsten is de dynamiek, die zo kenmerkend is voor het Nederlandse theater sinds Aktie Tomaat, te bestendigen en te blijven faciliteren.


Dit is één van de canonteksten. Voor meer informatie zie: Canon van het Theater in Nederland