50 jaar Het Nationale Ballet - In memoriam Dolf Ephraïm

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Door Hans in der Rieden

Alleen voor dansers uit de eerste jaren van Het Nationale Ballet zal de naam Dolf Ephraïm iets betekenen, maar degenen die hem gekend hebben, zullen hem, denk ik, nooit vergeten. Hij is lid geweest van de groep van 1965 tot 1967 en wie je ook spreekt over die tijd kent de anekdotes en verhalen over hem. Hij was begiftigd met een bizar gevoel voor humor en een ongebruikelijke fantasie. Daarbij had hij een scherp oog voor iemands zwakheden en een grote taalvaardigheid, waarmee hij collega’s, maar ook leden van de directie soms pijnlijk kon treffen. Hij was daarbij zo geestig, dat hij altijd de lachers op zijn hand had. Het hoeft dan ook niet te verbazen, dat hij zich daarmee niet erg populair maakte. Ja, bij zijn collega’s van het corps-de-ballet wèl, maar bij de balletmeesters en de directie heel wat minder, om het voorzichtig uit te drukken. Trouwens, als je, ruim 40 jaar later, je die anekdotes nog eens voor de geest haalt, dan kun je je afvragen of het allemaal wel zo leuk was. Dat de directie van de groep van hem af wilde, was duidelijk en het wachten was op de gelegenheid om hem te lozen. Het verhaal over zijn bezoek aan de Fiacre, dat in het Parool-artikel wordt vermeld, kan best waar zijn, maar dat was niet de reden voor zijn ontslag. Ik kan dat zeggen, omdat ik er bij was.

We deden een serie Romeo en Julia en op een zaterdagavond hadden we een voorstelling in Eindhoven. Nu was Eindhoven, de stad van Philips, toen de enige schouwburg die een televisie-toestel in de kantine had hangen. We hebben het over het jaar 1967. Dolf zat zo gefascineerd te kijken naar een aflevering van Das Kriminalmuseum, de voorloper van Derrick, der Alte en Tatort, dat hij twee opkomsten miste in de tweede pleinscène. Hij was een van dansers die het Mariabeeld over het toneel moesten dragen. Kees, de assistent van Jan Hofstra, is toen, met een zwarte doek over zijn hoofd, maar in zijn spijkerbroek en op spekzolen, twee keer overgestoken onder het Mariabeeld. Rudi was in Eindhoven aanwezig en hij heeft Dolf direct ontslag op staande voet aangezegd.

In de bus terug naar Amsterdam liep Dolf naar voren naar de plaats waar Rudi zat. Even een geintje, zei hij tegen ons. Tegen Rudi zei hij: "Rudi, kun je me even een tientje lenen, want ik moet echt even de stad in om iets te drinken. De mensen zijn zo vervelend tegen me". Dat tientje kreeg hij natuurlijk niet. Maar op maandagmorgen stond Dolf gewoon in les. Toen wij hem vroegen: "Hé Dolf, je was toch ontslagen, waarom kom je naar de les?", zei hij: "Ja, maar ik moet nu natuurlijk audities gaan doen en dan moet ik een beetje in vorm zijn. Dat vinden ze vast wel goed". Klonk aannemelijk. Wat wij niet wisten en wat Dolf ons pas later vertelde, was, dat als men hem die les zou laten afmaken, dat ontslag op staande zou zijn opgeheven. En dan zou er een ontslagprocedure gestart moeten worden. Dat had hij in het weekend van een van zijn vrienden gehoord, een jurist. Na een minuut of tien kwam Johan binnen om te controleren wie er in de les stonden. Bovengekomen, op de administratie, zei hij: "Wat gek, Dolf Ephraïm is zaterdagavond ontslagen, maar hij staat gewoon in de les". Toevallig kwam Anton Gerritsen binnen om iets te geven aan een van de secretaresses en die hoorde dat. Natuurlijk begreep Anton direct wat er aan de hand was en hij stuurde Johan naar beneden om Dolf uit de les te sturen. Johan had daar absoluut geen zin in. Er was kort daarvoor al eens een handgemeen met Dolf geweest (ik vertel U dat later wel eens) en hij was bang voor Dolf. Maar hij moest van Anton. Dus wij zagen hem in de studio terugkomen en hij begon te fluisteren met Karel Shook, die de les gaf. Samen gingen ze voorzichtig in de richting van Dolf en zeiden hem, dat hij de les direct moest verlaten. Ik zie nog voor me hoe ze achteruit sprongen toen Dolf een port-de bras maakte, bang als ze waren dat hij ze zou aanvallen. Hij probeerde nog even zijn verhaal over zijn vorm voor de komende audities, maar met de opdracht van Anton in hun hoofd trapten ze daar niet in. Er zat voor Dolf niets anders op dan zijn verlies te nemen en te vertrekken.

Dit is maar één voorbeeld van het gedrag van Dolf en de problemen die hij, met name voor de directie, veroorzaakte. Iedereen die hem heeft meegemaakt, kan talloze verhalen over hem vertellen en het is echt geen wonder dat men hem kwijt wilde. Zelf vertrok ik in 1967 naar de Bayerische Staatsoper in München en Dolf kreeg een contract bij het Lido in Parijs. Ik moet nog ergens een paar brieven hebben liggen die hij me uit Parijs stuurde, met hilarische beschrijvingen van zijn leven en zijn werk daar. Nadat ik was gestopt, heb ik hem af en toe op straat nog gesproken en daarna een hele tijd niet meer.

Na de aankondiging van de reünie deze zomer ben ik begonnen met contact te leggen met een aantal van mijn vroegere collega’s. Het vinden van Frits Hassoldt, Ruud Wout, Fred Wisden en Francis Raes gaf nauwelijks problemen, maar het opsporen van Dolf lukte maar niet. Tot ik er achter kwam, dat hij niet meer in de Paardenstraat bij het Rembrandtsplein woonde, maar in het Woon- en Zorgcentrum De Buitenhof in Buitenveldert. Dat klonk niet goed. Ik heb hem opgebeld en we hebben een afspraak gemaakt. Samen met mijn vrouw Larisa heb ik hem bezocht. We troffen hem aan in een rolstoel in de benedenzaal van het centrum, dat voornamelijk bewoond wordt door oude mensen in de laatste fase van hun leven. Dolf was heel levendig en hij zat er goed gekleed bij. Hij vertelde, dat bij hem lymfklierkanker was geconstateerd en dat er uitzaaiingen waren naar zijn rug. Hij was daar ook aan geopereerd, wat tot gevolg had dat hij een dwarslaesie had en in een rolstoel zat. Hij vroeg ons nog of wij vonden, dat hij in de kleren die hij aan had naar de reünie kon gaan. Er was immers tenue de ville voorgeschreven. Nou, dat leek ons wel. Hij was absoluut van plan om te komen. Maar een aantal weken later dacht hij daar toch anders over. "Wat moet ik daar in mijn rolstoel, ik denk niet dat het leuk zal zijn". Ik heb hem nog een paar keer gebeld en op 31 oktober ben ik met Monique Diederen, die hem na de reünie ook een keer bezocht heeft, naar hem toe gegaan. Een verpleegster heeft toen nog een foto van ons gemaakt en als je die bekijkt, zie je een doodzieke man in bed. Toen we weer buiten stonden, zeiden we tegen elkaar: "Die gaat dus gauw dood". Ruim drie weken later is dat dan ook gebeurd.

De crematie was op 1 december op de Nieuwe Ooster begraafplaats. Monique Diederen, Frank Polak en ik waren de enigen uit zijn verleden als danser. Verder waren er veel acteurs en mensen uit de theaterwereld. Hij had zich een naam verworven als schrijver en regisseur van toneelstukken, die zich voornamelijk afspeelden in het milieu van homoseksuelen, travestieten en dan vooral die aan de zelfkant. Het kon hem niet grof en banaal genoeg zijn. Dat vond hij leuk en hij heeft mij ook wel eens verweten, dat ik nooit ben komen kijken. Een paar acteurs speelden tijdens de plechtigheid een aantal dialogen uit zijn werk en toen ik dat hoorde, begreep ik heel goed waarom ik nooit was gaan kijken. Niet mijn cup of tea. Maar hij had er veel succes mee.

De toespraak van Annemarie Oster vond ik wel ontroerend. Ze vertelde, dat ze Dolf had ontmoet toen ze beiden 17 jaar waren, 53 jaar geleden dus, en ze waren altijd bevriend gebleven. Tot een jaar geleden, toen ze met hem was uitgegaan en hij zich buitengewoon onaangenaam gedroeg. "Onaangenamer nog dan gebruikelijk" en toen had ze het wel gezien. Kennelijk moest de agressie die zijn situatie opriep eruit en die projecteerde hij dan op de mensen om hem heen. Ze eindigde met: "Dolf, het spijt me, dat ik het niet met je kon uithouden, maar ik heb wel altijd van je gehouden". Dat lijkt mij een goede samenvatting van de gevoelens die hij bij mensen opriep.

Dolf, dank je wel voor wie je was. Ik zal je nooit vergeten.

Door Siegried Regeling

Siegfried Regeling, fotograaf voor o.a. Het Nationale Ballet, in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.


Hierbij wil ik reageren naar aanleiding van het overlijden van Dolf Ephraïm (danser o.a. HNB: 1965/67 en later acteur, tekstschrijven en regisseur. Overleden: 25-11-2011)

Het was heel aandoenlijk om Dolf te zien acteren. Hij was spraakzaam en had een gouden glimlach waar hij veel mee bereikte. Hij overdonderde mensen met zijn spraakwater en begon daardoor te stotteren, maar dat ontroerde mensen. Hij was een charmeur en mensen mochten hem graag.

Dolf was een mooie jongen en zag er uit als een balletdanser. Hij liep mooi en elegant en ... overdreven te koketteren. De mensen lachten om hem en lagen in een deuk als ze hem zagen aankomen. Veel van die dansers in die tijd hadden er zoals Dolf uit willen zien, helaas was er toen niet zoveel keus. Hij was lang, slank en atletisch gebouwd. Zijn balletfoto’s die hij had laten maken in München bij een bekend balletfotograaf zagen er gelikt uit, mooi belicht en prachtige poses. Alleen het dansen van Dolf viel tegen. Hij was niet muzikaal en probeerde het ballet naar zijn hand te zetten, tot grote ergernis van de directie in München. Hij had me uitgenodigd om hem te zien dansen bij het ballet. Het viel me op dat hij op het immens grote podium amper te zien was. Hij stond met een paar jongens helemaal achteraan. Toen de la troup een Jump moest doen, omhoog springen, viel het mij op dat als de mensen naar beneden kwamen, Dolf omhoog ging, dus te laat was. Zijn eega was trots op haar danser, op haar Dolf en beloonde hem met kusjes. Hij vroeg wat ik er van vond. Ik maakte hem er op attent dat hij duidelijk te zien was maar niet op het juiste moment. Hij moest hier bulderend om lachen en zei dat het ook de bedoeling was, want anders was hij niet te zien geweest en was hij niet opgevallen. Zijn eega ging er nu ook op letten en leverde commentaar, dat beviel hem niet. Ze kreeg er flink van langs. Dit was niet eenmalig. Ik heb het drie keer meegemaakt, daarna heeft hij me nooit meer uitgenodigd.


De donkere kant van Dolf.

Hij had me bij hem thuis uitgenodigd en liet me overdag uit het zolderraam kijken. Ik zag dat hij een geweldig uitzicht had op de straat. Dolf was niet zolang getrouwd met een keurig meisje van stand, die innig verliefd op hem was. Hij twijfelde of ze wel echt van hem hield. Ze moest van hem ’s nachts naakt met daarover een bontjas de trap aflopen, want ze zou eventueel de buren tegen kunnen komen en de bontjas onder aan de gang laten liggen. Ze moest daarma poedelnaakt de straat op lopen, maar mocht wel haar schoenen aanhouden. Hij controleerde het via het zolderraam. Als ze volgens hem niet ver genoeg gelopen had, moest ze het overdoen. Ze moest zeker 100 meter lopen. De ene keer was ze niet ver genoeg gelopen de andere keer liep ze te langzaam en dan weer te snel. Het was nooit goed in zijn ogen. Dat gaf hem elke keer een kick, wat hij mij trots vertelde.

Als ze geen zin had of zich verzette tegen zijn extravagantie dan was er een probleem. Ik zag haar overdag in huis met een zonnebril. Toen hij er niet bij was vroeg ik, waarom ze een zonnebril droeg. Ze zei dat ze een bezemsteel in haar oog had gekregen. Het gebeurde zo vaak dat ik haar verhaal niet meer geloofde. Ze liet me haar oog zien dat voor de zoveelste keer door hem was dichtgetimmerd. Toen kreeg ik medelijden met haar. Ze vertelde dat ze zich verzet had tegen zijn grillen, maar toch gebeurde het elke keer weer. Dolf vertelde me dat hij in een chique meubelzaak met een fauteuil op zijn hoofd de winkel uitgelopen was zonder te betalen. Tegen zijn eega foeterde hij dat ze de deur voor hem moest openhouden. Hij vond het een leuke geslaagde grap. Een andere keer vertelde Dolf, dat hij met zijn eega naar een schoenwinkel was geweest en tientallen schoenen had gepast. Hij had er zoveel gepast dat de winkel bezaaid was met schoenen. Tegen de verkoopster zei hij, dat hij niet tot een beslissing kon komen. Maar had een paar dure schoenen aangehouden en was zonder te betalen de zaak uitgelopen. De andere dag zei hij tegen zijn eega dat de schoenen die hij had achtergelaten hem zeer dierbaar waren. Hij dwong haar naar de schoenwinkel te gaan om zijn oude vertrouwde schoenen te halen, waar hij dierbare herinneringen aan had en duur waren geweest. Het waren zijn trouwschoenen die slechts een aantal maanden oud waren. Hij was daaraan gehecht en besefte dat hij de oude schoenen met het mooie stiksel lekker waren uitgelopen. De nieuwe pas verworven schoenen knelden hem. Ik kwam zijn eega huilend tegen op straat. Ik heb haar koffie aangeboden. Ze zei dat ze bang van hem was geworden, zich voor hem geneerde en niet meer op zijn bevliegingen wilde ingaan.

Mensen die hem in vertrouwen hadden genomen, daar maakte hij misbruik van. Vrienden die hem langer kenden ontweken hem en waren niet meer gecharmeerd van zijn onberekenbare karakter. Dolf was wispelturig.

Siegfried Regeling

Amsterdam, Augustus 2012


Terug naar 50 jaar Het Nationale Ballet