Louis Davids: Biografie - De tingeltangelartiest

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Louis Davids, 1935. Foto: Godfried de Groot. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Louis Davids:


Louis Davids: de Tingeltangelartiest

Louis Davids, ca. 15 jaar oud. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

Zelfs in de Nes is Louis na een tijdje niet meer geloofwaardig als wonderkind. Hij heeft geen andere keus dan zich weer aan te sluiten bij zijn familie. Ook nu weer botst het tussen hem en zijn vader, vooral nu Louis ervaren heeft hoe het is om zelfstandig in de schijnwerpers te staan. Na zijn successen in Carré is zijn afkeer voor de tingeltangelcafés’s waar ze optreden, nog groter geworden. Het publiek is altijd beschonken en van het laagste slag, waardering voor de artiesten is niet aan de orde.

Waar Louis echter nog het meest van walgt, is het "mansen". Hij beschrijft dit als volgt: "Na elk liedje, dikwijls nog onder het zingen van het refrein, daalde een der opgefrunnikte chanteuses van het wrakke toneeltje en wiegde zich de rook-bewalmde zaal in. Ze had een schoteltje of bakje bij zich. Met aanminnige lachjes, strakgetrokken onder de geblankette wangen, hield zij elke bezoeker haar bakje voor. Ze bedelde voor zichzelf en voor de troep: het loon." (Bron: Hoofdstukken uit een tingeltangelleven, Jan Feith, 1918). Louis laat zijn afkeer duidelijk merken, wat weer voor een conflict met zijn vader zorgt. Die ziet het mansen als noodzakelijk, het is de enige manier om geld te verdienen.

Als hij zestien is, wordt Louis lid van de Rotterdamse artiestenvereniging "Hulp in Nood", waarvan zijn vader voorzitter is. Het eerste punt dat hij ter sprake brengt is het mansen. Bij de rest van oude garde vindt hij dezelfde reactie als bij zijn vader: ze kunnen niet zonder. Louis geeft echter niet op, zelfs niet als hij in de ruzies met zijn ouders uitgemaakt wordt voor rooie sociaal. Hij zoekt samenwerking met andere verenigingen en gemeenteraden en bereikt uiteindelijk zijn doel: het mansen wordt verboden. Als de Nederlandse Centrale Artiesten Vereniging dit verbod later overneemt, betekent dat het definitieve einde van de rondgang na een voorstelling.

"Heeft dit nummer u voldaan, / Zeg het voor wij verder gaan; / Het was voorwaar een kleine grap, / Beloon ons met uw handgeklap!" (Bron: En nu de moraal van dit lied, 75 jaar Nederlands cabaret, Wim Ibo, 1970)

De voortdurende ruzies betekenen ook het einde van de samenwerking tussen vader en zoon. Rond 1900 vertrekt Louis naar Engeland om daar als 'negerknecht' van goochelaar Akimoto (echte naam: Louis de Haan) een tournee te maken langs verschillende steden. In Londen maakt hij kennis met groots opgezet variété dat in die tijd zalen vol publiek trekt. Zoiets wil Louis in Nederland ook. Als goochelaarsknecht blijkt hij echter niet bijzonder geschikt. Hij laat de konijnen en duiven te vroeg ontsnappen uit de hoed en heeft vaak ruzie met Akimoto, de 'Japanse duivelskunstenaar'. Uiteindelijk heeft deze er genoeg van, opnieuw staat Louis op straat. Deze keer is het echter een tikje serieuzer, aangezien hij geen geld heeft en zich in een vreemd land bevindt. Er zit niets anders op dan om hulp te vragen. Hij stuurt zijn vader een telegram met de woorden ‘Vader, kom me halen, want ik heb zo’n honger, Louis’. Ondanks de ruzies zamelt Levie Davids bij familie en collega’s geld in en komt met de boot naar Engeland om zijn zoon mee terug te nemen naar Nederland. (Bron: De grote kleine man Louis Davids, Han Peekel en Bart de Groot, 1979)

Louis en Rika Davids in Carré, 1904. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

En weer ziet Louis geen andere keuze dan zich aan te sluiten bij wat inmiddels ‘Theater Davids’ heet. Zijn afkeer is echter niet verdwenen en wordt nu ook gedeeld door zus Rika. Samen besluiten ze om weer een duo te gaan vormen, ook dit keer in de Nes. Het niveau is hier niet veel hoger, maar ze kunnen in ieder geval hun eigen weg kiezen. De optredens bezorgen Louis succes, maar zorgen er ook voor dat de slechte reputatie van de Nes aan hem blijft plakken. Zijn pogingen om weer op te treden bij Frits van Haarlem lopen hierdoor dood. Van Haarlem ziet veel potentie in de jonge artiest, maar durft het risico niet te nemen. Het Carrépubliek zal niet staan te springen om een artiest van zo’n laag allooi.

In 1904 moet Louis voor een jaar in militaire dienst. Na zijn terugkomst blijft hij het proberen bij Van Haarlem, die uiteindelijk zwicht. Louis en Rika mogen voor de tweede maal in Carré optreden, nu als volwaardige artiesten. Ze maken deel uit van een revueachtig programma, waar ze samen met andere artiesten liedjes ten gehore brengen en sketches spelen. Tussendoor zijn er dansers en acrobaten te zien. Het is allemaal niet van een verheven niveau, maar al een stuk beter dan de tingeltangelcafés die Louis en Rika gewend zijn. De optredens in Carré zorgen voor een belangrijke doorbraak in Louis’ carrière, hij begint nu echt naam te maken als artiest.

(Bron: De grote kleine man Louis Davids, Han Peekel en Bart de Groot, 1979)