Louis Davids: Biografie - De theaterdirecteur

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Louis Davids, 1935. Foto: Godfried de Groot. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Louis Davids:


Louis Davids: de theaterdirecteur

Louis Davids. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

He, She and the Piano vormde het hoogtepunt in de carrière van Louis en hij staat als artiest op eenzame hoogte. Zijn bekendheid is groter dan welke Nederlandse artiest ook in die tijd. In 1922 komt hij definitief los van zijn lage milieu, als hij directeur wordt van het Rotterdamse Casino Variété-theater. Het Zandstraat-boefje als directeur, het is een prestatie die niet veel mensen hem na zullen doen. Samen met zijn moeder, die na de dood van zijn vader bij hem intrekt in Amsterdam, verhuist hij naar een woning in het theater.

Drie jaar lang bestuurt hij dit theater, met wisselend succes. Maar net als in Indië valt het hem zwaar om zich voor zo’n lange tijd op één taak te moeten richten. Al snel heeft hij spijt van het contract dat hij is aangegaan, hij wil liever weer gewoon spelen en andere dingen daarnaast doen. Om te beginnen maakt hij voor het Casino-theater de Rotterdamse revue Coolsingel-Plaswijk, die net als in zijn begintijd gaat over lokale actualiteiten. In deze tijd werkt hij ook voor het eerst samen met tekstschrijver Jacques van Tol. Deze samenwerking zal nog jaren voortduren. Van Tol schrijft een groot gedeelte van de liedjes waarmee Davids bekend is geworden, al krijgt de schrijver hier niet altijd de eer voor die hem toekomt. Voor het publiek pretendeert Davids vaak zijn liedjes zelf te hebben geschreven. Pas later wordt bekend dat het grootste deel van de teksten eigenlijk toegeschreven moet worden aan Van Tol.

Uiteindelijk stopt Davids in 1926 als directeur bij het Casino-theater en richt hij zich weer op revues. In één van deze revues, Lach...en vergeet, zit het liedje De kleine man. Dit liedje, dat gaat over de middenstander die overal voor op moet draaien, is veel succesvoller dan Davids van tevoren verwacht. Hij wil het eerst niet eens zingen, maar doet dit na lang aandringen toch. Zijn bijnaam, ‘de grote kleine man’, geeft al aan dat het liedje veel invloed heeft gehad op zijn carrière. (Bron: Revue, Caroline Euwe, 18 februari 1956)

"Dat is de man, de kleine burgerman, / Zo’n doodgewone man met een confectiepakkie an, / Zo’n man die niks verdragen kan, blijft altijd onder Jan, / Zo’n hongerlijer, zenuwlijer van een kleine man" (Bron: Louis Davids, De mooiste liedjes, Lies Pelger en Renée Waale, 1980)

Louis Davids met hond in De Figurant. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.

Ambitieus als hij is, wil Davids niet stoppen bij de revue. Hij wil hogerop komen. Na zijn vertrek uit Rotterdam probeert hij dan ook aan de bak te komen bij het ‘serieuze kunsttoneel’. Hij moet hier weer laag beginnen, maar dat deert hem niet. Hij speelt bij Het Schouwtooneel in twee verschillende blijspelen en later bij het Centraal Tooneel speelt hij een redelijk grote rol in het stuk De Figurant. Het wordt geen groot succes, het publiek kan hem als acteur niet serieus nemen doordat hij zo bekend is als komiek. Voor Davids zelf blijkt het ook lastig om weer onder aan de ladder te staan, na zo lang het middelpunt te zijn geweest. Zijn serieuze acteercarrière is geen lang leven beschoren. (Bron: Haarlems Dagblad, Jaap van de Merwe, 24 december 1958)

In 1931 krijgt hij de leiding over het Kurhaus-cabaret in Scheveningen. Hij heeft hier zelf een paar jaar in gespeeld onder leiding van Max van Gelder en mag nu elke twee weken een nieuw programma brengen. Davids zelf treedt op als conférencier-cabaretier. Om hem heen formeert hij een programma, waarvoor hij medewerkers uit binnen- en buitenland uitnodigt. Cabaretiers als Wim Kan krijgen hier de kans om voor het eerst op te treden, en Wim Sonneveld maakt als secretaris van Louis Davids ook kennis met de artiestenwereld. Bekende buitenlandse artiesten maken er ook naam, zo haalt Davids het gerenommeerde Nelson-cabaret uit Zürich naar Scheveningen. Aangezien er vaak een nieuw programma moet komen om het publiek te blijven verrassen, zoekt Davids de hulp van nieuwe tekstschrijvers, maar Van Tol blijft zijn favoriet. In de jaren van het Kurhaus-Cabaret werkt hij in de winter als vanouds bij de revue, o.a. bij Meyer Hamel en René Sleeswijk.

Groepsfoto van het Kurhaus Cabaret voor een affiche met daarop o.a. de tekst: 4 afscheidsvoorstellingen, 1938. Foto: Walburg´s Foto Bureau. Collectie TIN.

In 1937 wordt Davids benoemt tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Met zijn gezondheid gaat het echter een stuk minder, de laatste jaren speelt zijn astma steeds heviger op. Hij speelt dit jaar nog mee in de revue Amsterdam Follies, maar wordt al snel daarna zo ziek dat hij zijn werk bij het Kurhaus-cabaret moet opgeven. Hij wordt opgenomen in de Emmakliniek in Amsterdam, waar hij nog het liedje Klap eens in je handjes schrijft. Dit is zijn laatste liedje, want op 1 juli 1939 overlijdt hij om half twee ’s nachts. Twee dagen later wordt hij op het Westerveld gecremeerd, in het bijzijn van talrijke toonaangevende namen uit de Nederlandse artiestenwereld.

Sommigen zeggen wel dat het maar beter is, dat hij net voor de oorlog gestorven is. Hij heeft nu in ieder geval niet het vreselijke lot moeten ondergaan dat Rika en Harkie ten deel viel: zij overlijden beiden in 1943 in concentratiekamp Sobibor. Heintje weet door onder te duiken de oorlog te overleven. Na de oorlog blijft ze optreden, ze houdt het repertoire van haar broer levend.

Louis Davids monument in de Zandstraat in Rotterdam. Kunstenaar: Mathieu Ficheroux. Collectie TIN.

Na zijn dood is Louis Davids allerminst vergeten. Er zijn verschillende straten naar hem vernoemd en in Israël zelfs een heel park. Op de plek waar hij geboren is, heeft de gemeente Rotterdam een monument geplaatst. Dit kunstwerk, ontworpen door Mathieu Ficheroux, laat een gebroken langspeelplaat zien met een afbeelding van Davids en zijn woorden "Ik hoop dat als ik er niet meer zal zijn, mijn liedjes steeds in herinnering zullen blijven."

(Bron: Weet je nog wel de jaren dertig, Friso Endt e.a., 1960)