Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Koninklijke Schouwburg, Utrecht

Unknown.png

NaamKoninklijke Schouwburg, Utrecht
PlaatsUtrecht
TypeTheatergebouw
Openingsdatum28 november 1796
De volgende coördinaat is niet herkend: Geocoding failed.


Schouwburg van Koppedrayer

In 1796 werd op het Vredenburg (Vreeburg) in Utrecht de Schouwburg van Koppedrayer gebouwd in opdracht van Cornelis Koppedrayer en Laurence Swart. De opening was op 28 november 1796. In 1807 kreeg het de naam "Koninklijke Schouwburg". Er werd een koningsloge gebouwd voor koning Lodewijk Napoleon en zijn hofhouding, en de koffiekamer werd vergroot.

De zaal had een lijsttoneel waarvan de maten niet meer achterhaald kunnen worden. Ook het aantal zitplaatsen is onbekend. Zeer waarschijnlijk was er een orkestbak. Er werd voornamelijk toneel en opera gebracht. In 1808 werd de schouwburg door brand verwoest.

In 1796 kregen de herbergier en voormalige visboer Cornelis Koppedrayer en Laurens Swart toestemming een schouwburg te stichten. Het werd een gebouw van hout met een stenen voetmuur, ruim 16 meter breed en 32 meter lang. De Utrechtse dichter Piet Boddaert maakte op verzoek het volgende rijm: 'Deze Comedie, die is gesticht / van stinkende vis / en lichtgewicht'.

Op de avond van 27 januari 1808 bezocht de koning een voorstelling van de opera's "l' Intrigue aux Fenêtres" van Bouilly en Mehul, vooraf gegaan door Desaugier en Paccini's zangspel "Avis au Public". Aangezien het bekend was dat de koning een hekel had aan de Nederlandse kou, werden de kachels zo hoog opgestookt dat de pijpen roodgloeiend stonden. In de daarop volgende nacht brak er brand uit en brandde de schouwburg tot de grond toe af.

Een andere lezing werd gegeven in een boekje van A. Garnier over 'Het hof van Holland onder bewind van Lodewijk Napoleon' uit 1823, waarin een pikantere reden voor de brand werd beschreven: De in de schouwburg wonende conciërge had twee dochters die beiden relaties hadden aangeknoopt met leden van het Franse hof. Die nacht waren de minnaars via een achterdeur op het toneel door de dochters binnengeloodst. De één, Monsieur de Coulincourt, begaf zich naar de slaapkamer van de zusters; de ander onderhield zich met de tweede dochter op het toneel. Hij was een verwoed pijproker, en voor zijn vertrek in de vroege ochtend draaide hij een olielamp wat hoger om zijn pijp aan te steken. Toen hij daarop de schouwburg door de achterdeur verliet, joeg een felle luchtstroom de vlam in de toneelstoffering. De Coulincourt, nog altijd in de slaapkamer van de gezusters, ontwaakte pas enige tijd later door het rumoer van buiten. Zijn geliefde wist hem in de commotie ongezien de reeds flink brandende schouwburg uit te loodsen. Later die ochtend begaf hij zich onder de nieuwsgierige toeschouwers. Het pleit voor hem dat hij de getroffen familie op 'edelmoedige' wijze hulp heeft verleend.

Bronnen

  • Theaters in Nederland sinds de zeventiende eeuw, samengesteld door Bob Logger, Eric Alexander, Menso Carpentier Alting, Nico van der Krogt en Nathalie Wevers Uitgave Theater Instituut Nederland, 2007