Interview Ati:6

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Verhuizing vanuit de Rode Torenstraat

In de Rode Torenstraat heb ik gewerkt met ongeveer 250 leerlingen. In 1974 moest ik ook weg uit de Rode Torenstraat 23 want het moest een museum worden. Van Lennep, de burgemeester, en mevrouw Baas vroegen: ‘ wat wil je nou?’ Mevrouw Baas wilde wel een gymnastieklokaal beschikbaar stellen maar dat wilde ik in geen geval want dat was geen goede oplossing voor mij.

Ondertussen was de Hanzehof (theater- en congrescentrum) in aanbouw en werd ik gevraagd of ik eventueel daar heen wilde. Westerhout was inmiddels weg bij de muziekschool en Sietze Wierda had hem opgevolgd als directeur en Yde Potma was de directeur van de Hanzehof. Yde Potma had ook veel te in te brengen. Uiteindelijk ben ik, na vele gesprekken met de heer Bitter van het bestuur en met de Dansacademie in Arnhem, overgegaan naar de muziekschool als artistiek leidster van de balletafdeling. Ik had heel veel eisen: ik wilde een eigen ingang, twee kleedkamers met douches, een grote studio van minstens 14 bij 10 meter met aan twee kanten barres en spiegels, een nis voor de muziekinstallatie. En dat ging allemaal want de bomen groeiden de hemel in.

Dit speelde zich af zo rond 1975, ’76. Als laatste ging het over de vloer, mevrouw Baas zei: ‘nou dan leggen we daar een parketvloer’. Ik zeg: ‘dat kan helemaal niet dat is levens gevaarlijk’. ‘ Linoleum dan?’ ‘Dat wil ik niet’. ‘Nou wat wilt u dan?’ Toen zei ik: ‘ik wil een zwevende balletvloer’. ‘Gaat u maar kijken in de Dansacademie in Arnhem’. Daar had ik ondertussen wel goede contacten mee, o.a. met de directrice Winja Marova. De vloer bleek 40.000 gulden te kosten en dus zei ze: ‘gaat niet door’. Ik weer: ‘nou dan kom ik niet’. Zo kwam het dat ik nog een jaar langer bleef in de Rode Torenstraat 23. Ik kende de directeur van dat museum, Schimmelpenninck van Ooyen. Van hem mocht ik voorlopig blijven maar als er een opening is van een tentoonstelling (dat was onder de dansstudio) moest ik even stil zijn. Er waren planken vloeren met kieren en als ik merkte dat er wat ging gebeuren zei ik: ‘jongens stil’ en dan gaf ik een kwartier of 20 minuten les zonder muziek. Dat heb ik dus een jaar lang volgehouden en was de gemeente gezwicht. Zo kon ik naar de Hanzehof gaan met 250 leerlingen en docenten Thea en Trix.

Opening Hanzehof

Ik was eigenlijk erg blij want de administratieve rompslomp vond ik vervelend en ik was natuurlijk heel makkelijk met betalen. Zodra we bij de muziekschool kwamen was dat afgelopen. Het lesgeld ging omhoog van 88 gulden per jaar tot 112. Dat was een grote schrik en er zijn verschillende mensen afgegaan. Natuurlijk had ik toen geen concurrentie, alleen Suzanne Humfeld was er. Wat dat betreft zat de tijd mee. Bij de officiële opening van de Hanzehof heeft Potma mij gevraagd of ik wat wilde doen. Ik heb een ballet gemaakt over de geschiedenis van Zutphen. Het begon met twee oude mannetjes die op een bank zaten (mijn jongste zoon Reinier en z’n vriend) en zij zaten te mijmeren over hoe het vroeger was: dat er altijd zoveel officieren waren en dus kwam er een officiersdans. De rechterlijke macht kwam tot uiting in een dans van rechters. Er waren hier veel nonnenkloosters: voor de beste leerlingen heb ik een nonnendans gemaakt: eerst keurig in habijt met een kap op, Odile van den Akker was opstandig en gooide op een gegeven moment haar habijt af, de anderen volgden en lieten een swingende jazzdans zien.

Selectieklas

Ja toen zat ik dus bij de muziekschool hier in de Hanzehof en het aantal leerlingen was op een gegeven moment over de 320 leerlingen . Het was ongelooflijk: ik moest er weer iemand bij hebben: dat werd Lucy Lap. Ik had veel contact met de Dansacademie Arnhem want ik had ook gezegd bij de overgang naar de muziekschool, tegen meneer Bitter, een van de bestuursleden: ‘als ik goede leerlingen heb dan wil ik een selectieklas’. Wat dat betekende heb ik uitgelegd en zo ben ik in contact gekomen met Jürgen Otte en Winja Marova. Jürgen kwam twee keer per jaar naar de lessen kijken en op mijn verzoek kwam hij mij ook controleren. Ondertussen bleef ik bijscholen en ging elke week naar Arnhem. Er waren ook lessen in Den Haag. Toen ik begon met een derde selectieklas heb ik veel strijd moeten leveren, samen met het bestuur van de muziekschool, met de degenen die de subsidies gaven. Sietze Wierda was godzijdank toen al directeur en ik kon goed met hem opschieten. Ik moest het beleid verdedigen; de eerste jaren hebben we nota bene gewerkt zonder enige subsidie. Ik gaf aan dat het best kon, want het gaat om grote groepen. Al gauw wilde ik pianobegeleiding bij de selectieklassen. Dat was de reden dat er natuurlijk meer geld bij moest komen.

In die tijd heb ik zeker een stuk of twaalf subsidiëntenvergaderingen bij moeten wonen en eigenlijk moeten smeken om geld. Dan zei Sietze: ‘probeer ’t maar misschien kan je hen overtuigen’. En dat is me inderdaad altijd wel gelukt. Ik kreeg er pianobegeleiding bij: een van de eerste pianisten was Gerard Vogel en de zuster van Hans Snoek en later Rein de Jong. Alles bij elkaar genomen ging het erg goed.

Bron


Terug naar: Ati Tromp Meesters - de Bruyn Kops