Feike Boschma: Biografie - Kindertijd

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Feike Boschma, 2 jaar oud. Ca. 1923. Collectie: Feike Boschma.


Eenlevenlangtheater Feike Boschma:


Feike Boschma: Kindertijd

Feike Boschma met zijn zussen Willemke (l.) en Jeltje (r.), ca. 1921. Collectie: Feike Boschma.

Feike Boschma werd geboren op 27 april 1921 in een Friese boerderij tussen Sneek en IJsbrechtum. Hij werd vernoemd naar zijn opa van vaderskant. Zijn ouders waren Klaas Boschma en Tjitsche Rijpkema. Ze hadden op dat moment al twee dochters van negen en vijf jaar. Vader Boschma voelde zich geen echte boer en bekende zijn zoon eens dat hij liever postbode zou zijn geworden. Toen hij als oudste zoon het grote boerenbedrijf van zijn ouders erfde, deed hij het over aan een jongere broer en betrok zelf een kleinere boerderij een stukje verderop. Wat dat betreft herkent Feike zich wel in zijn vader: "Ik was geen goede boerenzoon. Ik heb nooit de ambitie gehad om het bedrijf over te nemen, hoewel ik de enige zoon was. Maar mijn ouders hadden daar geen problemen mee. Mijn vader bekende me zelfs, dat hij ook zijn twijfels over dat vak had. Ik had nogal beschouwende ouders, vreemd eigenlijk voor het boerenleven. Mijn vader raakte sterk aan zijn dieren gehecht. Hij kon het maar moeilijk over zijn hart verkrijgen een koe te verkopen voor de slacht. Het gevolg was dat zo'n beest veel langer bleef doorlopen dan gebruikelijk was." (Geciteerd uit: Haagsche Courant, 31 oktober 1990)

Jeugdfoto Tjitsche Rijpkema, Feike's moeder. Collectie: Feike Boschma.

Zijn moeder had een smaak en interesse die afwijkend was op het Friese platteland. Ze was geïnteresseerd in mode, poëzie en kunst. Ze hield van naaien en borduren en maakte van gekleurde lapjes spreien, wandkleden of kleine schilderijtjes. Feike was dol op de tijdschriften die ze kocht en kon eindeloos naar de plaatjes kijken. Op zolder bewaarde zijn moeder de lapjeskist. Feike bracht daar uren door. In één van de tijdschriften zag hij ooit een artikel over sierkunstenares Grietje Kots met daarbij een foto van een door haar gemaakte marionet Dance Joyeuse. Het plaatje van de marionet fascineerde hem mateloos door zijn abstractheid. Het was nauwelijks meer dan een lapje, opgehangen aan touwtjes. Onbewust werd die foto een inspiratiebron voor later.

Met zijn ouders en zusjes bezocht Feike regelmatig revue-achtige voorstellingen en de kermis in Sneek. Zo zag hij de revue van Louis Davids en allerlei fascinerende goochelacts en kleine circusjes op de Sneeker kermis."De atmosfeer van het theater heb ik altijd leuk gevonden. Die rondreizende groepen met hun zwabberende decortjes werkten erg op mijn illusie. (Geciteerd uit: Haagsche Courant, 31 oktober 1990) "Wat ik in die kermistheatertjes leuk vond: het bewoog zo, de coulissen zag je heen en weer gaan. Het bos-coulisje was heel echt geschilderd, maar er zat een winkelhaak in het doek, dus was het ook weer niet echt. Dat echte en tegelijkertijd niet-echte had voor mij een enorme charme. Ik stond eens achter het toneel en zag een goochelaar de verdwijntruc doen. Die is natuurlijk enorm versleten, maar ik zag hoe dat zo'n beetje ging. Fascinerend vond ik het. Dat ik de truc nu doorzag, hinderde eigenlijk helemaal niet." (Geciteerd uit: Gooi en Eemlander, 4 april 1991)

Feike ging in Sneek naar de lagere school, twee kilometer lopen van de boerderij in IJsbrechtum. Halverwege zijn lagereschooltijd verhuisde het gezin naar Sneek, en trok in bij opa Rijpkema die dagelijkse zorg nodig had. Het waren de crisisjaren en het gezin Boschma had het moeilijk. Bij opa konden ze gratis wonen. Tegelijkertijd had vader Boschma zijn eigen boerderij verhuurd en werkte hij als losse kracht bij een andere boer.

Cover boek 'De laatste der Mohikanen' van James F. Cooper.

Toen Feike elf was, liep hij een beginnende tbc op en moest enige maanden in bed blijven. Hij vond het niet al te erg: hij kon vanuit zijn bed eindeloos naar de radio luisteren (Franse chansons werden zijn favoriet) en zo midden in de stad kwam er genoeg ziekenbezoek langs. Bovendien las hij gretig de boeken die de huisarts voor hem meenam, het liefst de indianenverhalen van James F. Cooper en de romans van Jules Verne.

Feike had een gruwelijke hekel aan school en vond het ook daarom niet erg om een tijd thuis te blijven. De school was christelijk, "erg christelijk, je werd doodgegooid met de bijbel". Vooral de tijd voor Pasen vond de gevoelige Feike afschuwelijk. Er werd dan uitgebreid en in geuren en kleuren aandacht besteed aan de kruisiging van Jezus. Met afschuw denkt hij terug aan de spijkers die door handen werden geslagen. Vader Boschma las thuis ook wel voor uit de Bijbel, maar nooit de gruwelverhalen. Na het eenmaal op school te hebben meegemaakt, wist Feike het meestal zo uit te kienen dat hij rond die tijd van het jaar ziek was. De huisarts, die zelf toch ook echt christelijk was, gaf het advies dat ze misschien toch eens naar een andere school voor Feike moesten uitkijken. Dat gebeurde. Op de nieuwe school werd gevloekt. "Maar dat vond ik bevrijdend" grinnikt Boschma.

Het gezin Boschma, ca. 1925. Collectie: Feike Boschma.