Erik Vos: Biografie - Begin carrière

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Erik Vos, 1954. Herkomst: Privécollectie.

Eenlevenlangtheater Erik Vos:

Begin carrière

Erik Vos als jonge directeur van Toneelgroep Arena. Herkomst: Privécollectie.

Na zijn eindexamen in 1955 aan de Amsterdamse Toneelschool krijgt Erik Vos een gastregie bij Toneelgroep Theater in Arnhem. Hij besluit om een stuk van de Ier John Synge op te voeren. Dit stuk, Deirdre en de zonen van Usna, is zelfs in Ierland nog niet eerder opgevoerd. Vos ziet dit als een enorme uitdaging en stort zich er vol enthousiasme op, zijn vrouw Inez zorgt voor een moderne vertaling. Na de première wordt de voorstelling echter keihard gekraakt, er is geen enkele recensent die iets positiefs te zeggen heeft. De kritiek betreft vooral de regie, wat natuurlijk niet bijdraagt aan het zelfvertrouwen van de nieuwbakken regisseur.

"Toen ik van de toneelschool af kwam, kreeg ik meteen een gastregie bij Theater. Je denkt dan: je kunt alles. Die regie werd een enorme flop. Ik zag theater als een droom, te esthetisch, te abstract. En met abstract bedoel ik niet reëel genoeg. De logica van toneel is anders dan gewone logica." (Bron: onbekend)

Affiche van Deirdre en de zonen van Usna. Toneelgroep Theater, 1956. Collectie TIN.

Toch brengt dit fiasco nog iets goeds met zich mee. Tijdens een van de voorstelling zit Joris Diels van het Haagse Stichting Nieuw Jeugdtoneel in de zaal. In tegenstelling tot vele anderen ziet hij wel iets in Vos en beveelt hem bij zijn gezelschap aan als nieuw artistiek leider. In die tijd stelt jeugdtheater niets voor, er wordt vooral door andere gezelschappen ontzettend op neergekeken. Toch besluit Vos om de baan aan te nemen, het naam van het gezelschap, Stichting Nieuw Jeugdtoneel doopt hij later om tot Toneelgroep Arena.

Zijn woning in Amsterdam wordt, bij gebrek aan een eigen ruimte van het gezelschap, ook gebruikt als ontmoetingsplaats voor acteurs en vormgevers. Er wordt gerepeteerd op een krakkemikkige zolder die niet verwarmd is. De omstandigheden zijn duidelijk beneden peil.

"Toch was er tegelijkertijd iets in de rare bohémien-achtige atmosfeer dat mij aantrok. Wat zich allemaal niet op die zolder heeft afgespeeld, achter en voor de schermen, in een nest van overspel en homoseksuele geheimenissen tussen stapels kostuums, dronkenschap en schmiere. Het deed mij denken aan de tijd van Jean-Baptiste Molière, toen het acteurs niet was toegestaan om voor de rechtbank te getuigen, omdat ze bij de magistratuur waren ingedeeld bij de categorie: moordenaars, hoeren en dronkelappen." (Bron: Boek In de arena, Erik Vos, 1999)

Henk Votel, Nanni Vermeer, Diny de Neef in Het dansende ezeltje. Foto's: Particam Pictures/MAI. Collectie TIN.

De voorstellingen vinden plaats in bioscopen, met als publiek soms meer dan twaalfhonderd kinderen. Bij gebrek aan goed repertoire begint Vos zelf musicals te schrijven, waarvan Het dansende ezeltje de eerste is: "Iets maken voor kinderen is even gevaarlijk als verantwoordelijk. Weet u wat het gevaar is? Kinderen vinden al gauw iets mooi. Dat zegt niets. Een lolly vinden ze prachtig en ’n vuurtje op straat ook. Goed jeugdtoneel geeft voedsel aan hun fantasie. Daarom hebben we bij Arena ook zo’n hekel aan realistische stukken voor kinderen. Daar valt voor de verbeelding van het kind niets mee te doen. Daar staat alles al."

(Bron: onbekend, 1958)

In deze periode leert hij vooral veel over de interactie met het publiek. Het gaat steeds beter met het gezelschap, na een paar jaar wordt de naam opnieuw veranderd omdat er steeds meer klassieke stukken van Shakespeare en Molière op de planken worden gebracht. Het gezelschap, dat nu Nieuwe Komedie heet, speelt af en toe voor volwassenen, maar nog steeds grotendeels voor kinderen omdat ze daar subsidie voor krijgen.

Affiche De Perzen, Nieuwe Komedie 1963. Collectie TIN.

Na zes jaar wil Vos iets anders, hij is het jeugdtheater ontgroeid. Samen met vriend en zakelijk leider Aad Greidanus neemt hij een grote beslissing: ze willen De Perzen van Aischylos opvoeren in Carré, met de acteurs van de Nieuwe Komedie. Dit lijkt een onmogelijke opgave en ze worden dan ook door veel mensen voor gek verklaard. Ze zetten toch door, en het lukt. De groots opgezette voorstellingen, waarin met zang, masker en beweging wordt gewerkt, trekt volle zalen. Ook de recensenten zijn uiterst positief. Vos heeft eindelijk kunnen laten zien wat hij in zijn mars heeft.

Toch lukt het hem hierna niet om dit succes door te trekken. Hij biedt zich bij verschillende gezelschappen aan als regisseur, schrijft acht brieven maar krijgt geen reactie, enkel van De Haagsche Comedie, die hem meedeelt dat zij geen regisseurs nodig hebben. Als hij het aanbod krijgt om in Amerika de tragedie Prometheus te ensceneren, besluit hij dan ook om te gaan, samen met zijn vrouw en hun twee jonge kinderen. Er bleek in Nederland (nog) geen plaats te zijn voor een regisseur als hij. Verbitterd was hij niet: "Als het hier niet kan, dan moet je gewoon wegwezen." (Bron: Radiointerview Een leven lang, NPS 1996)

Het jonge gezin Vos: Erik Vos, Inez van Dullemen, met kinderen Matthijs en Celia. Herkomst: Privécollectie.

Tussen 1965 en 1967 maakt hij verschillende voorstellingen door heel Amerika. Hij wordt overal enthousiast ontvangen, de Amerikaanse acteurs staan open voor zijn vernieuwende manier van werken. Het is, vooral in Amerika, een roerige tijd, waarin onder andere de protesten tegen de Vietnamoorlog in volle gang zijn. Hier ontdekt Vos het engagement. In zijn voorstellingen maakt het esthetische aspect vanaf die periode dan ook gedeeltelijk plaats voor het maatschappelijke aspect. Hij merkt dat Amerikaanse acteurs ook anders tegen het acteren aankijken dan hier in Nederland:

"Het klinkt hard en misschien asociaal, maar doordat negentig procent van de acteurs in Amerika niet voortdurend in het toneelbedrijf werkt, komen ze steeds met zoveel nieuwe maatschappelijke lading het theater binnen, dat het er bruist door resonansen uit de werkelijkheid." (Bron: Het Vaderland, E. Bekius, 18 maart 1972)

Na twee succesvolle jaren in Amerika keert hij terug naar Nederland, waar hij Prometheus nog eens ensceneert, nu voor het Holland Festival. Net als De Perzen is dit een groot succes. Hij wordt hierop gevraagd om te komen regisseren bij de Nederlandse Comedie, waar hij ook lid van het bestuur wordt. Tegelijkertijd gaat hij lesgeven aan de Amsterdamse Toneelschool en aan het Instituut voor Dramatische kunsten van de Universiteit van Amsterdam.

Bij de Nederlandse Comedie loopt hij echter al snel aan tegen de conservatieve houding van andere leden van het bestuur. Hij kan geen voorstellingen maken op de manier die hij zou willen en besluit daarom op 7 oktober 1969 om op te stappen. Twee dagen later worden er in de Stadsschouwburg van Amsterdam, tijdens de voorstelling De Storm van Shakespeare, tomaten gegooid naar de acteurs van de Nederlandse Comedie. Achteraf wordt vaak gezegd dat het vertrek van Erik Vos voor de studenten de druppel was en daarmee het begin van Aktie Tomaat inluidde. Zelf heeft hij zich hier nooit duidelijk over uitgelaten.

Na Aktie Tomaat begint Vos met een nieuw project, Plan 71. Hij wil met een groep acteurs van verschillende gezelschappen vanuit improvisaties een voorstelling maken. Voor die improvisaties wil hij een paar maanden inruimen, zodat er echt iets kan ontstaat. Het plan wordt van alle kanten toegejuicht, maar de subsidie komt niet zo snel op gang. Pas een half jaar later is er geld. Uiteindelijk begint pas vanaf februari 1971 het project Bacchanten '71. Over de inhoud zegt Vos het volgende:

"Het is de bedoeling dat wij De Bacchanten niet als een klassiek stuk spelen, maar het gebruiken. Wij staan niet in dienst van de schrijver, maar van het publiek. Dat publiek kan niet meespelen, dat is technisch niet uitvoerbaar, maar het moet bij het spel worden betrokken. Het moet stelling nemen, het moet in verwarring worden gebracht. Eigenlijk is dat een beetje sadistisch." (Bron: Het Vaderland, A. Matthijsse, 18 maart 1971)

Bron: Boek In de arena, Erik Vos, 1999