Ank van der Moer: Biografie - De eerste gezelschappen

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Ank van der Moer, 1955. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Ank van der Moer:

De eerste gezelschappen

Affiche Maya, 1932. Collectie TIN.

Nadat Ank van der Moer cum laude slaagde voor haar eindexamen op de Toneelschool, stond niets haar in de weg om razendsnel een steractrice te worden. "Het geluk viel als het ware vanzelf naar me toe. Na het een kwam het ander". In 1931 maakte de ambitieuze negentienjarige actrice haar debuut bij het Amsterdamse gezelschap van Eduard Verkade. Na een aantal bescheiden rollen - onder meer als hoertje Fifine in het stuk Maya - vond op 21 februari 1932 de première plaats van het stuk waarin Ank van der Moer haar eerste professionele hoofdrol speelde: Jonge liefde van Samson Raphaelson. Een nieuwe ster was ontdekt: "Er is een wonder over ons gekomen", juichte een van de vele enthousiaste recensenten. Uit de reactie van een andere criticus blijkt dat de jonge actrice op dat moment al alle kenmerken bezat waar zij in haar hele carrière zo luid om geprezen zou worden: "Deze uiterst subtiele rol speelt de jeugdige Ank van der Moer in zo’n ontroerende zuiverheid dat men er zich volkomen overwonnen aan overgaf. Geen gebaar, geen houding, geen intonatie was fout, terwijl zij bovendien nog over een bijzondere stemtechniek bleek te beschikken." (Geciteerd uit Elsevier, 6 november 1965)

Ank van der Moer in Groote Liefde van Het Masker, 1937. Foto: N.V. Vereenigde Fotobureaux. Collectie TIN.

Na twee Verkade-seizoenen maakte Ank van der Moer de overstap naar Het Masker van Ko Arnoldi, waar de bij haar leven al legendarische (en lastige) actrice Else Mauhs de dienst uitmaakte. Omdat de grote Mauhs nogal eens verstek liet gaan bij optredens in de provincie, kon nieuwkomer Van der Moer regelmatig haar plaats innemen. Zo deed zij al in haar beginjaren veel ervaring op met het spelen van dragende rollen.

Tussen 1938 en 1941 had Ank van der Moer een aanstelling bij Het Nederlandsch Toneel dat de Amsterdamsche Stadsschouwburg bespeelde. Bij dit gezelschap ontmoette zij Guus Oster, met wie zij tijdens de oorlog naar Den Haag trok en in 1942 trouwde (in datzelfde jaar werd dochter Annemarie geboren). Beiden kregen een aanstelling bij het Residentietoneel en in de later gebombardeerde Princesse Schouwburg kroop Ank van der Moer voor het eerst in de huid van Goethe’s Iphigeneia. Er zouden nog vele (bekroonde) Iphigeneia-vertolkingen volgen, bij latere gezelschappen én in de veelvuldig door Ank van der Moer gehouden voordrachten waarin zij Goethe’s lieflijke koningsdochter plaatste naast de gelijknamige prinses van Euripides.

De actrice heeft zich later vaak moeten verantwoorden voor het feit dat zij doorspeelde tijdens de oorlog. In een van de interviews waarin het onderwerp werd aangesneden, zei Ank van der Moer het volgende: "Het waren er maar een paar die stopten, het grootste deel ging gewoon door met spelen. We hadden heel veel publiek, de mensen stonden ‘s ochtends vroeg in de rij, terwijl ze toch echt moeilijk konden komen met die verduistering. Er kwamen zelfs toen meer mensen naar toneel kijken dan voorheen." (Geciteerd uit De Gooi- en Eemlander, Lisette Gottschall, 12 september 1981). De dierbaren om haar heen brachten alle mogelijke uitleg terug tot een even simpele als treffende verklaring: zij kón niet anders dan spelen. Dat theaterhart bonsde ook in die tijd al zo hard dat zij zich met niets anders bezighield dan met die bühne en het verhaal dat daarop verteld moest worden.

In de Haagse jaren van het Residentietoneel ontwikkelde Ank van der Moer zich niet alleen verder als actrice, zij ontpopte zich ook als schrijfster. In respectievelijk 1942 en 1943 schreef zij de stukken Waar is mijn dochter? - een blijspel waarin zij samen met Guus Oster optrad - en Om een half millioen dat zij tevens zelf regisseerde.

Dirk Verbeek en Ank van der Moer tijdens een repetitie van Om een half Millioen, 1943. Foto: N.V. Centraal Nederlandsch Fotopersbureau. Collectie TIN.

Vlak na de oorlog weet Cor Hermus het echtpaar Ank van der Moer en Guus Oster te binden aan zijn nieuwe gezelschap dat jonge en prominente acteurs wil samenbrengen buiten de Amsterdamse Stadsschouwburg om. De zogenoemde Toneelgroep Comedia brengt in vijf jaar tijd een aantal legendarisch geworden voorstellingen op de planken, waaronder het door de Russische regisseur Sjaroff geregisseerde Een maand op het land van Toergenjev en Tennessee Williams’ Tramlijn Begeerte waarin Ank van der Moer schittert als de neurotische nachtvlinder Blanche.

In 1950 scheidt de kern van de groep - die naast Ank van der Moer en Guus Oster bestaat uit onder andere Mary Dresselhuys, Ellen Vogel, Ko van Dijk en Han Bentz van den Berg - zich af om verder te gaan als De Nederlandse Comedie. Drie jaar later verhuist het gezelschap van Den Haag naar Amsterdam.